Van Amsterdamse Boeren #1 – Boy Griffioen
“We kunnen niet circulair zijn zonder het over poep te hebben”
In deze serie onderzoeken we de boerenbedrijven die ons in Amsterdam van voedsel voorzien. Werken deze boeren circulair? Zouden ze dat graag willen? Is circulaire landbouw hetzelfde als kringlooplandbouw? En wat is daar dan eigenlijk voor nodig?
De Boerderij van Boy
“We hebben een klein, maar heel breed melkveebedrijf in Weesp. Al jaren geleden zijn we op zoek gegaan naar manieren om onze melk zelf te vermarkten. Dat betekent dus dat we niet al onze melk simpelweg aan FrieslandCampina meegeven. Op ons erf maakt zuivelverwerker MOMA kaas, yoghurt en ander lekkers van onze melk. Deze producten worden op Amsterdamse markten verkocht vanuit het MOMA-busje. Zo verkopen we niet alleen zuivel, maar ook een verhaal aan de consument: door deze melk te kopen, zorg je voor een gezond landschap en grotere biodiversiteit. In je eigen buurt, want onze boerderij is vlakbij Amsterdam.”
Tekst gaat verder onder de afbeelding
Hoe circulair werkt Boy?
“We hebben een biologisch melkveebedrijf, maar dat zegt in principe nog niets over je kringloop en in hoeverre die gesloten is. We proberen de kringloop op onze boerderij zoveel mogelijk te sluiten. Dat betekent voor ons: zo min mogelijk input van buitenaf. We voeren onze koeien nauwelijks krachtvoer, ze eten voor minimaal 90 procent van ons eigen land. Het deel dat we wel moeten aanvullen, halen we zoveel mogelijk uit lokale reststromen, zoals houtsnippers uit het Amsterdamse bos. We gebruiken geen kunstmest, want ook dat is ‘externe input’.”
Stikstof
“Omdat wij geen kunstmest gebruiken stoot ons bedrijf al veel minder stikstof uit dan een gemiddeld melkveebedrijf. Daar staat tegenover dat we meer land nodig hebben. In landbouwtermen heet ons bedrijf ‘extensief’ te zijn. Maar het type grond dat we hier hebben - veenweidegebied - leent zich ook niet goed voor intensieve landbouw. Daar is het te nat voor. Wij vinden dat je de grond dan maar beter goed kunt gebruiken. En omdat we bijvoorbeeld houtsnippers op het ligbed van de koeien strooien, stoten we ook minder stikstof uit. De stikstof in de mest gaat namelijk een binding aan met de houtsnippers, waardoor het niet in de lucht verdwijnt. En we hebben nog een slimme oplossing om minder stikstof uit te stoten: de mest en urine van de koeien liggen niet over de hele vloer van de stal, maar wordt twee keer per dag in een klein afstortputje geschoven. Daardoor is het oppervlak dat stikstof uitstoot, ook veel kleiner.”
Fijnstof
“Fijnstof is niet direct een van onze grote problemen. Maar we willen graag nog meer bomen op ons erf planten, die vangen namelijk stikstof en fijnstof op.”
CO2
“Niet iedereen is het met ons eens, maar wij houden twee verschillende CO2-kringlopen aan. In de korte kringloop vind je het gras en de koe, en die houden elkaar aardig in balans. De koe stoot CO2 uit, maar omdat de koe gras nodig heeft en het gras die CO2 juist weer opneemt, is die kringloop min of meer gesloten. Er komt geen extra CO2 bij door een koe, want daar staat altijd genoeg gras tegenover. In de lange kringloop stoten we echter wel meer CO2 uit dan alleen de koeien-uitstoot. Veendaling, machines op diesel en elektriciteitsverbruik zijn ook belangrijke uitstootbronnen, en die willen we graag zoveel mogelijk verkleinen. Hoe? Bijvoorbeeld door een elektrische tractor aan te schaffen, maar dat is nu nog niet binnen ons bereik. We verdiepen ons ook in manieren om veendaling te verminderen. Een nieuwe techniek genaamd inundatie kan voor ons werken. Je laat dan water onder de oppervlakte de grond in stromen, waardoor het grondwaterpeil veel egaler is en meestal gelijk aan het slootpeil. Op die manier krijg je water onder het veen, waardoor het veen minder verder daalt. Daar wordt nu veel onderzoek naar gedaan en dat volgen we nauwlettend.”
Water
“We proberen de sloten rondom onze boerderij schoon te houden, door niet te dicht langs de kant te bemesten. En we houden ons erf schoon en laten op bepaalde plekken het water niet naar de sloot stromen, maar naar de mestput. Wat betreft waterverbruik: ons gebied is heel waterrijk. We moeten meer afvoeren dan dat we erbij krijgen. In de zomer drinken de koeien gewoon buiten en dan is ons verbruik laag. ‘s Winters voeren we ze met leidingwater, en we gebruiken ook vrij veel water bij onze zuivelproductie. Dat verbruik kan omlaag, maar de oplossingen daarvoor zijn nu nog erg duur.”
Bodem
“Omdat we geen kunstmest en geen bestrijdingsmiddelen gebruiken, het land bemesten met onze eigen gezonde compost en weinig drijfmest, vervuilen we de bodem nauwelijks. Onze mest stimuleert het bodemleven juist enorm, we hebben hier veel wormen en andere bodembeestjes. Maar behalve op vervuiling letten we ook op de kwaliteit van de bodem. Van welke stoffen zit er teveel of te weinig in? De bodem hier komt wat kalk tekort, dus nu strooien we wat eierschalen en zeeschelpen over ons land uit. We doen ook niet aan graslandvernieuwing, dat wil zeggen dat we het gras niet omploegen aan het eind van het seizoen, maar behouden. Maar dit zijn projecten van de lange adem, want de bodem heeft veel tijd nodig om gezond te worden en te blijven.”
Leven
“We hebben hier koeien, maar ook varkens en kippen, en alle dieren hebben hun eigen functie in het systeem. We doen veel aan dierenwelzijn. De koeien hebben een vrijloopstal zonder aparte ligboxen, ze liggen samen op één groot ligbed. En we laten de hoorns zitten; daar kunnen ze elkaar wel mee te lijf gaan, maar bij ons mogen de koeien zoveel mogelijk soorteigen gedrag vertonen. Ons jongvee loopt rond in natuurgebieden en scharrelt daar rond tussen de bomen en struiken. Wat betreft het ‘kleinere leven’: om biodiversiteit te vergroten hebben we kruidenstroken ingezaaid op het erf en in de weilanden. Fijn voor de insecten, maar ook lekkerder en gezond voor de koeien.”
Sociaal
“We doen veel om de relatie tussen boer en burger te versterken. We zetten een belangrijk deel van onze zuivel via MOMA af in Amsterdam en we zijn nu ook bezig met het opzetten van een coöperatie van klanten die ook mede-eigenaar van de boerderij worden, het Grond Verbond. Via MOMA kunnen we het verhaal over ons landschap goed vertellen, veel beter dan via de melk die naar FrieslandCampina gaat en uiteindelijk anoniem in de supermarkt eindigt. Op een andere manier is onze boerderij ook een sociale plek: er lopen hier dagelijks vrijwilligers rond die het fijn vinden om op de boerderij te werken. Die bieden we een zinvolle dagbesteding.”
Toekomst
“We gaan de dingen die we al goed doen, nog beter doen. In de toekomst wil ik nog meer producten rechtstreeks aan de consument kunnen verkopen, zodat ik die consument ook recht in de ogen kan aankijken. Ik wil de dieselmachines op mijn bedrijf vervangen door elektrische hulpmiddelen. En ik wil een duidelijk plan voor het veenweidegebied zodat wij daarop kunnen anticiperen en ons steentje kunnen bijdragen. Als straks blijkt dat dit gebied toch onder water gezet wordt - ik hoop het niet - dan hebben onze inspanningen geen nut gehad.”
Is de cirkel rond?
“We zitten op de goede weg en we weten waar we heen willen. Maar er is nog één hele belangrijke schakel in de kringloop waar we het over moeten hebben, anders wordt landbouw nooit ‘circulair’. De stad! We hebben de restromen uit de stad nodig. Daarmee bedoel ik menselijke mest, maar ook het groenafval uit de stad, dat wij hier als compost kunnen gebruiken. Pas dan zal de kringloop echt gesloten zijn. Je kunt niet circulair zijn zonder het over poep te hebben. Dat besef mag in de stad wel wat beter doordringen.”
Wil je Boy’s kaas, melk en andere producten proeven?
Je vindt MOMA elk weekend hier
Bezoek Boy’s boerderijwinkel hier
Bestel Boy’s producten hier
Van Amsterdamse Boeren
Boy is één van de boeren die meedoet aan het project ‘Van Amsterdamse Boeren’. Om de duurzame ontwikkeling van Boy’s bedrijf te monitoren en transparant te maken, maken we gebruik van het donutmodel voor het agrarisch bedrijf, ontwikkeld door Methorst e.a. (2020). In de Strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 gebruiken we een speciaal voor de stad ontwikkelde uitwerking van het ‘donutmodel’ van de Britse econoom Kate Raworth. Het donutmodel wordt binnen het project Van Amsterdamse Boeren vertaald naar de landbouw.
De donut heeft een binnencirkel en een buitencirkel. De binnencirkel is het sociaal fundament (daaronder is er een tekort waardoor het niet duurzaam is). De buitencirkel is het ecologisch plafond (daarboven is een overschot in de belasting waardoor het niet duurzaam is). Per onderdeel van zijn bedrijf, zoals hierboven in het interview genoemd, scoren we met Boy de impact van zijn bedrijfsvoering op de het sociale fundament en het ecologische plafond. Zo krijgen we een duidelijk beeld van waar zijn bedrijf vroeger stond, nu staat en waar hij naartoe wil.
Dit interview is onderdeel van de reeks ‘Van Amsterdamse Boeren’. Lees ook de andere interviews:
- Van Amsterdamse Boeren #2 - Anne Bruins
- Van Amsterdamse Boeren #3 - Martin Topper
- Van Amsterdamse Boeren #4 - Karin Perdaems
- Van Amsterdamse Boeren #5 - Bas van Rijn en Marrit Schakel
Fotografie door Monavid