Interview Henk Renting: “Goede ontwikkelingen komen van onderop”

Henk Renting is werkzaam bij RUAF, een internationaal samenwerkingsverband van steden, maatschappelijke organisaties en onderzoeksinstellingen dat zich sinds 1999 inzet voor duurzame stadslandbouw en stedelijke voedselsystemen. Ook is Henk sinds meerdere jaren met een breed gezelschap actief in het Voedsel Anders netwerk dat inmiddels twee drukbezochte landelijke conferenties over alternatieven vanuit de voedselbeweging organiseerde in Wageningen. De laatste Voedsel Anders conferentie bracht 60 workshops met meer dan 1000 deelnemers bijeen. Meerdere thema’s kwamen aan de orde waaronder 'Korte keten en stadslandbouw'. We spraken hem over deze korte ketens, de rol van Amsterdam in voedselbeleid, de toekomst van boeren en natuur-inclusieve landbouw. 

Henk, waarom zijn conferenties als Voedsel Anders belangrijk? Wat is het doel?
“Voedsel Anders biedt een platform voor de beweging van mensen en organisaties die een eerlijk en duurzaam voedselsysteem waar willen maken. De focus is wereldwijd. Er wordt dus gekeken naar het grote verband en tegelijkertijd naar welke lokale of regionale aanpak en activiteiten op systeemniveau het verschil kunnen maken. De conferenties zijn bedoeld om initiatieven bijeen te brengen zodat mensen van elkaar kunnen leren. En zelfs om bundeling van kennis en ervaring mogelijk te maken zodat de transitie voor een duurzame landbouw levensvatbaar is. We zien dat goedwillende initiatieven het vaak moeilijk volhouden of soms gecoöpteerd worden door commerciële belangen en dan de authentieke doelstelling verliezen. Door samenwerking kunnen de kansen voor echte transitie worden vergroot.”

Wat is de impact van de bijeenkomsten? Heb je daar een beeld van?
“In de bijna 20 workshops tijdens de Voedsel Anders conferentie waarin het thema ‘Korte ketens en Stadslandbouw’ centraal stond, is het gelukt om een compleet en divers scala van initiatieven te laten zien. Van Community Supported Agriculture, boerencoöperaties en coöperatieve supermarkten tot formules voor collectieve inkoop; allerlei vormen voor regionale afzet van voedsel met daarbij een meer gedeelde verantwoordelijkheid en verbeterd begrip tussen boeren en burgers. Ook waren er programmaonderdelen gewijd aan de rol van supermarkten en wat beleid voor verschil kan maken. We realiseerden ons dat het totaal aan initiatieven over de jaren, met vallen en opstaan, ertoe heeft geleid dat ‘de beweging’ niet langer een tegenbeweging is maar een trekker van vernieuwing, van innovatie, die inmiddels voldoende kennis, ervaringsfeiten en bewijsvoering biedt om niet langer als marginaal weggezet te worden.”

Hoe werken die bevindingen van de conferenties dan vervolgens door?
“In het afgelopen jaar hebben we gezien dat korte ketens steeds meer een thema zijn geworden in beleid, onze analyses en bevindingen hebben daar aan bijgedragen. Provincies en gemeenten zijn beter gaan kijken naar kansen die ze hebben om korte ketens te stimuleren, bijvoorbeeld via het Plattelandsontwikkelingsbeleid of via het gebiedsgerichte LEADER programma van de Europese Unie. Er zijn bijeenkomsten over korte ketens geweest voor Gelderland, Zuid-Holland en Overijssel en RUAF heeft samen met de Gemeente Utrecht en LEADER een bijeenkomst georganiseerd in Utrecht. Tijdens die bijeenkomsten hebben provincies ingezien dat het belangrijk is dit thema integraal bij de kop te pakken. Ook in de City Deal ‘Voedsel op de stedelijke agenda’ die recent is getekend tussen steden is het ‘korte keten’ thema prominent opgenomen.”

Wat zijn City Deals?
“De City Deals worden afgesloten rond concrete stedelijke transitie opgaven om die ontwikkelingen te versnellen. Steden committeren zich met de rijksoverheid en maatschappelijke partners om groei, leefbaarheid en innovatie in het Nederlandse en Europese stedennetwerk te vergroten. Tijdens de Voedseltop in Den Haag eind januari is een City Deal getekend rond ‘Voedsel op de stedelijke agenda’ door 12 steden. Ook drie ministeries verbonden zich hieraan zoals het ministerie van Economische Zaken, Volksgezondheid en Binnenlandse Zaken. De Provincie Gelderland is ook van de partij in deze City Deal, onder meer als voorzitter van het IPO, het Interprovinciaal Overleg, en er wordt bekeken of geleidelijk meer provincies worden betrokken. Doel van de City Deal is om ervaringen en inspiratie tussen steden uit te wisselen, maar ook om samen aan een meer programmatische aanpak voor stedelijk voedselbeleid te werken en daarmee voorstellen voor de stedelijke component van het nationale voedselbeleid te ontwikkelen.”

Jouw werk bij RUAF maakt dat je geregeld de gehele wereld over reist. Wat gebeurt er in Europa om een duurzame voedselaanpak te bevorderen?
"De groeiende aandacht voor stedelijk voedselbeleid en regionale korte ketens zien we overal ter wereld. Het is goed om daarbij het Milan Urban Food Policy Pact te noemen. Dat is een internationale overeenkomst die op Wereldvoedseldag, 16 oktober 2015, is getekend door meer dan 100 steden van over de hele wereld. Door het Milan Pact te ondertekenen leggen steden zich vast om een integraal voedselbeleid op te stellen. Daarbij hoort ook een framework of action met mogelijke maatregelen op zes verschillende aandachtsvelden als governance, voedselproductie in en rond de stad, gezondheid en sociale ongelijkheid of voedselafval en verspilling. RUAF was ook betrokken bij het opstellen van dit Milan Pact.”

Wat is de rol van maatschappelijke organisaties in deze beleidsinitiatieven?
“Zowel het Milan Pact als de City Deal onderkennen de wezenlijke rol van maatschappelijke initiatieven in succesvol stedelijk voedselbeleid. Binnen de City Deal wordt uitgegaan van het zogenaamde Quadruple Helix model. Daarmee wordt bedoeld dat de burgerstem betrokken en gehoord wordt en maatschappelijke belangen zo op een uitgesproken en directe wijze zeggenschap kunnen uitoefenen op beleid. Dus een stap verder dan de Triple Helix aanpak waarbij kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven, op de eerste rang zitten om beleid vorm te geven. Tegelijk moet op dit punt nog veel gedaan worden. Men ziet het belang, maar er is nog niet zoveel ervaring en deze nieuwe aanpak maakt ook menig beleidsmaker nog zenuwachtig. Want hoe moet dat dan? En wie zijn gesprekspartners?”

Heeft Amsterdam dit ook ondertekend?
“Amsterdam heeft zowel het Milan Pact als de City Deal ondertekend. Met de City Deal was dit op de valreep en had dit nogal wat voeten in aarde. Bij het opstellen van het Milan Pact heeft Amsterdam wel van meet af aan een actieve rol gespeeld. Soms begrijp ik niet zo goed waarom binnen een duurzaamheidsagenda, zoals Amsterdam en wethouder Choho die koesteren, koppeling met beleid op het terrein van voedsel zo problematisch lijkt te zijn. Er zijn volop manieren waarop dat kan, ook via stadslandbouw en regionaal voedsel. Het is heel goed dat Van Amsterdamse Bodem hiervan voorbeelden voor het voetlicht brengt. Andere steden, zoals bijvoorbeeld Ede, laten zien dat lokale overheden ook het voortouw kunnen nemen. Ede heeft een wethouder voedsel, wat trouwens uniek is in Nederland en wellicht zelfs de EU. Ook zijn er daar zo’n vier formatieplaatsen vrijgemaakt om te sturen op integraal voedselbeleid. Natuurlijk is het ook in Ede niet enkel rozengeur en maneschijn. Voedselbeleid vraagt om een fundamentele hervorming en systeemtransitie voor verduurzaming van voedsel op lokaal, nationaal en Europees niveau. Dat heeft heel wat voeten in de aarde, en botst soms met Business As Usual. Er is echter een grote urgentie, bijvoorbeeld als we ons realiseren dat voedsel verantwoordelijk is voor bijna de helft van de broeikasgasuitstoot.”

Dus onze overheden zijn goed op dreef om bijvoorbeeld de klimaatdoelstellingen van Parijs te halen? Te zorgen voor het borgen van biodiversiteit en een gezonde bodem voor evenwichtige landbouw? Te waken voor een goede prijs voor de boer èn de burger zodat goed en verantwoord voedsel toegankelijk is voor iedereen? Maar dat is goed nieuws!
“Er zijn zeker wel goede ontwikkelingen, vooral van onderop, maar op landelijk niveau wordt nog niet echt een keuze gemaakt. Er was veel verwachting ten aanzien van de Voedseltop van Minister Van Dam en drie andere ministeries eind januari, maar dat viel behoorlijk tegen. Zoals Voedsel Anders in een persbericht en artikel op de eigen website heeft aangegeven was dit toch vooral een bedrijvenfeestje waarbij Albert Heijn, Jumbo en zelfs ook nog Lidl mochten aanschuiven om te laten zien hoe goed ze het wel niet doen. Voedsel Anders heeft de functie om rond zulke events een duidelijke politieke boodschap af te geven. Dat oplossingen voor de huidige crisis en uitdaging niet uit de marktsituatie zelf, zoals die nu is, zullen komen. De macht ligt onevenredig bij de grote retailers en andere partijen zijn gefragmenteerd. Als daar niet wat aan verandert en boeren en burgers, en namens hen ook lokale overheden, niet meer zeggenschap krijgen over de organisatie van het voedselsysteem dan komen we niet dichterbij een oplossing.”

Ok, dus de overheid kan maar beter nog een tandje bijzetten? Of is er een verandering in fundamenteel inzicht nodig voor een effectieve overheid in deze?
“Beleid blijft nog veel te eenzijdig gericht op goedkoop, bulk en hoogproductieve landbouw. Er is een duidelijke keuze nodig voor een veel breder palet aan waarden als leidraad voor landbouwontwikkeling. Landbouw als een multifunctionele activiteit is juist bij uitstek geschikt om meerdere doelen op het vlak van milieu, landschap, sociale samenhang, identiteit, en ook zeker economie tegelijk te realiseren. Daar moeten dan wel maatregelen op worden toegesneden. Bijvoorbeeld de opleiding van jonge boeren en boerinnen voor een duurzame en eerlijke landbouw wordt nauwelijks ondersteund. Wel gaat er veel geld, via het topsectorenbeleid, naar grootschalige en intensieve veehouderij en naar retailers. Niet naar biologische productie of kleinschalige regionale partijen voor verwerking of vermarkting. Er gaat ook weinig geld naar onderzoek voor het nieuwe spoor: daar moet structureel verandering in komen. En dan natuurlijk: boeren die in de praktijk vernieuwing vormgeven. Steun moet juist daar naar toe. En naar consument-burger initiatieven en initiatieven die zich richten op het opzetten van andere handel- en vermarktingskanalen. Dat gaat ook niet alleen om geld, maar ook steun met kennis en ruimte in regelgeving.”

Maar wat belemmert onze lokale overheid? Wat is de reden dat de intentieverklaringen zoals je die eerder noemde geen beleidspraktijk worden?
“Lokale overheden kunnen meer doen en zijn daar ook voor gelegitimeerd. Er speelt immers een publiek belang. Je kunt als overheid vanuit het publieke belang verantwoorden dat je gezond, vers, lokaal en biologisch eten wilt steunen en consumenten initiatieven en dat je sociale ondernemers wilt stimuleren. Het beleid dus breder uitzetten en niet alleen als sectoraal landbouwbeleid zien. Ook onderwijs betrekken, waarvoor andere partijen nodig zijn dan het Ministerie van Economische Zaken, èn gezondheid èn milieu. Voedsel relateren aan een bredere agenda die ook andere ministeries, of op lokaal niveau de portefeuilles van meerdere wethouders, bestrijkt. Dat is wat er nodig is.”

Wat is daar dan werkelijk zo moeilijk aan? Het is toch een kans om vanuit de steden momentum voor verduurzaming aan te grijpen? Meer dan de helft van de wereldbevolking woont inmiddels in steden. Rond 2050 zal dat zelfs twee derde zijn.
“De overheid gedraagt zich nog steeds heel gefragmenteerd en gecompartimentaliseerd. Ook is er soms gebrek aan kennis en urgentie. Vanuit de stad zijn problemen van boeren en bijvoorbeeld de ernst van de teruggang van milieu, natuur en landschap op het platteland onvoldoende zichtbaar. Het verhaal dat aan de stedelijke burgers wordt verteld is immers dat de Nederlandse gangbare landbouw het fantastisch doet. Dat probeert men uit te dragen en daar komt men steeds weer mee weg. Ook afgelopen jaar heeft Nederland weer meer geëxporteerd, maar tegelijkertijd zijn er sinds lange tijd niet zoveel boeren gestopt en is de druk op milieu, landschap en natuur enorm.”

Waarom horen we zo weinig, te weinig, over die problemen?
“De problemen zijn er wel maar worden onvoldoende benoemd. Vanuit de landbouw is dat not done.
Vanuit de sector moeten we de rijen sluiten, is nog een heel sterke gedachte. Mensen die de vinger op de zere plek leggen worden snel als oproerkraaiers neergezet, die tegen het algemeen belang in gaan. Maar het is een misvatting dat de belangen in de landbouw homogeen zijn. Er zijn ook ontwikkelingen in de landbouwsector waar we kritisch over moeten zijn en die je actief moet ontmoedigen. Meer export klinkt mooi, maar dat levert soms ook meer externaliteiten op, dat wil zeggen niet benoemde effecten die maatschappelijke- en milieuschade opleveren.”

Dus concreet: wat zijn de problemen waar elke stedeling weet van moet hebben?
“Het is een levensgroot probleem dat we nu in sneltreinvaart onze boeren voor de toekomst aan het verliezen zijn. Onder meer in het kader van de fosfaatwetgeving wordt er nu weer enorm veel geld uitgetrokken om boeren te stimuleren te stoppen, inmiddels hebben zich al weer 500 aangemeld. Vanuit maatschappelijk oogpunt is zoiets als je het goed bekijkt een gotspe. We hebben niet minder, maar juist méér gekwalificeerde mensen nodig om op een duurzame manier met ons voedsel om te gaan! We verliezen zo de kennis- en ervaringsbasis voor voedselproductie in ons land, gangbare boeren weten daar natuurlijk enorm veel van. Stel je eens voor wat je met de 12 miljoen die nu al is toegekend voor bedrijven die stoppen voor nieuwe, duurzame jong boeren en boerinnen en andere food startups zou kunnen doen? Een ander probleem is de dominante marktlogica en de hardnekkige gedachte dat landbouw steeds verder moet industrialiseren en ontkoppeld moet zijn van de lokale markt.

Er wordt nu bijvoorbeeld veel geld geïnvesteerd in de export van melkpoeder naar China als uitweg voor de melkveehouderij. Dat is op lange termijn natuurlijk geen houdbare oplossing en leidt nu in Nederland juist tot meer milieudruk en de kwaliteit van het platteland gaat er eerder door achteruit. Ook natuurwaarden te midden van het landbouwareaal, zoals bijvoorbeeld de houtwallen en weidevogels, komen steeds meer onder druk te staan.“

Zullen we afsluiten met een positieve noot? Hoe gaan we dat doen?
“Voor de toekomst moeten we vooral naar nieuwe netwerken en verbindingen tussen producenten en consumenten. Daar zijn er al meerdere van, ook in Nederland, en in feite is dat ook de essentie van Voedsel Anders. Ook de City Deal kun je in dat licht zien, ook daar worden immers nieuwe relaties tussen de stad als centrum van consumptie en het producerende platteland gelegd Een andere heel inspirerend initiatief is het Netwerk Natuurinclusieve Landbouw dat ook eind januari door een opmerkelijke mix van organisaties uit de hoek van boeren, natuurbeheer, regionaal voedsel, voedselbossen etc. is opgericht. Een voorbeeld van de verbindingen die je kunt leggen is het initiatief Kening fan’e Greide / King of the Meadows (verwijzend naar de bedreigde weidevogel de Grutto), dat zich inzet voor natuurinclusieve landbouw in de nabijheid van Leeuwarden. Er wordt samengewerkt door onder meer boeren, burgers, natuurbeschermers en kunstenaars in een ‘living lab’ om concrete vormen van agrarisch natuurbeheer en verbindingen met de stad op te zetten. Door het Ministerie van Economische Zaken is het Netwerk Natuurinclusieve Landbouw positief ontvangen. Het initiatief biedt ook een model om vernieuwend onderzoeksbeleid dat aansluit bij praktijkinnovatie door lokale initiatieven een basis te bieden. Men presenteert zich terecht als een bottom-up topsector, dat is een inspirerend model dat ook voor andere innovaties als korte ketens of stedelijk voedselbeleid perspectief biedt. Volop ideeën dus om samen aan de slag te gaan!”

Meer info over RUAF? Kijk dan hier!